De Arabische Volbloed! Waar komen ze vandaan? Uit het Midden-Oosten. Arabieren bestaan al heel lang. Het is waarschijnlijk het oudste zuiver gefokte ras van de wereld! Al heel vroeg zijn de Arabieren vanuit het Midden-Oosten naar allerlei landen gegaan. Rusland, Polen, Engeland, Spanje en noem maar op. Die landen fokken ook al heel lang met Arabieren. Een Russische Arabier is bv. een beetje anders van karakter en type dan een Spaanse of Egyptische Arabier. Maar toch behoren ze allemaal tot hetzelfde ras. Waar kan je ze nu nog vinden? Over de hele wereld! Veel Arabieren zijn gebruikt om andere rassen te verbeteren. In Amerika, Australië en Oost en West Europa zijn er enorme stoeterijen waar Arabieren gefokt worden. Ook in Nederland en België heb je grote en veel kleine fokkers van Arabieren. Karakter Arabieren zijn hele slimme paarden. Ze zijn ook gevoelig. Daardoor zijn ze niet voor iedereen geschikt. Je moet wel netjes en rustig met Arabieren omgaan. Maar dan zijn het ook je trouwste vrienden. Ze zeggen wel eens dat je met een Arabier kan praten alsof het een mens is en dat hij je dan ook echt begrijpt! Ze zijn best heet van karakter. Als je een Arabier boos maakt heb je een probleem. Ze gooien dan hun neus in de winden en kunnen heel druk worden. En hoe bozer jij wordt, hoe bozer het paard. Daarom moet je dus altijd rustig zijn en veel geduld hebben. Maar als je eenmaal een band met een Arabier hebt wordt die niet snel meer gebroken! Uiterlijk Arabieren hebben een stokmaat tussen de 1.40 en 1.55m. Tegenwoordig kom je ook vaak paarden tegen die groter zijn. Het zijn hele elegante dieren. Hun hoofd is edel met een breed voorhoofd en grote ogen. Een snoekshoofd zie je veel. Ze hebben dunne benen waar je de botten en pezen goed bij kan zien. Hun hals is lang en ook mooi gebogen. Als je aan de lange manen van een Arabier komt, voelen ze zijdeachtig aan. Ook de vacht is dun en glimt snel. Als een Arabier gaat lopen zie je dat ze hun staart in de lucht steken. Je kan een Arabier in alle kleuren tegen komen, maar het meest zie je wel de schimmels en vossen. Hoe stal je een Arabier? Arabieren kan je niet buiten laten in de winter. Ze hebben echt een ruime stal nodig. Omdat ze zo slim zijn gaan ze zich snel vervelen als ze niets te doen hebben. Een vriendje en veel naar buiten hebben ze wel nodig. Zelfs in de winter. Al zal je meestal wel een dek nodig hebben want hun dunne wintervacht beschermt niet tegen de koude regen. In de zomer kunnen ze prima op het land. Vooral als het weiland lekker groot is kan je ze vaak prachtig zien rennen. Het zijn meestal geen echte hongerlappen dus je ziet ze vast vaker nieuwsgierig bij het hek staan dan met hun hoofd naar beneden om te grazen! Wat kan je met een Arabier doen? Veel Arabieren worden gebruikt om shows mee te lopen. Dat zijn wedstrijden waarbij de schoonheid van je paard beoordeeld wordt. Niet alle showpaarden worden ook gereden. Ook niet alle Arabieren worden geshowd. In tegendeel. Veel mensen hebben hun Arabier om lekker mee te rijden. Er zijn Arabieren die kunnen springen of dressuur doen. Er zijn ook Arabieren die je in het tuig kan gebruiken. Maar het beste zijn ze toch om lange stukken mee te rijden. Er zijn ook speciale renwedstrijden met alleen Arabieren. Reken maar dat dat mooi is om te zien!
De Connemara! Waar komen ze vandaan? De Connemara komt uit Ierland. Daar hebben ze heel lang half wild geleefd. Het gebied van de Connemara is heuvelachtig met weinig begroeiing. De Connemara heeft daardoor sterke en zekere gangen gekregen. Bovendien waait het er altijd en is het vaak mistig. Een pony moest dus sterk zijn om te overleven. Connemara's stammen af van de Keltische pony die in de latere eeuwen gekruist werden met Spaanse paarden en waarschijnlijk ook met de paard (Fjorden) die de Vikingen meenamen als ze naar Ierland gingen. Nog later zijn de Connemara's ook nog gekruist met Arabieren. Tenminste dat probeerden de mensen. Maar omdat het klimaat zo hard en streng was hebben waarschijnlijk niet veel kruisingen het overleefd. Later hebben de fokkers het nog eens geprobeerd. De pony's stonden toen dichter bij de fokkers thuis en konden toen wel overleven. Een aantal Connemara's is toen met een paar Engelse volbloeden en Arabieren gekruist. Waar kan je ze nu nog vinden? Natuulijk nog in Ierland. En verder in Engeland, Amerika, Duitsland, Zweden en bij ons. Maar ook in andere Europese landen zal je best eens een Connemara tegen het lijf kunnen lopen! Karakter Connemara's zijn heel slim en houden er van om voor mensen te werken. Ze zijn ook voorzichtig en nieuwsgierig. Als een Connemara schrikt kijkt hij liever waar het door komt dan dat hij hard weg rent. Omdat ze zo slim zijn (en soms een beetje eigenwijs) zijn Connemara's niet zo geschikt voor nerveuze ruiters of beginnende kinderen. Hoewel, als je ze netjes opvoedt en een rustige pony treft kan die natuurlijk best voor kinderen gebruikt worden. Als je al goed kan rijden is de Connemara echt een dappere en vrolijke pony waar je veel leuke dingen mee kan beleven. Uiterlijk De Connemara is een stoere pony. Het is ook een edele pony. Connemara's hebben een mooi ponyhoofdje en prachtige grote ogen. Hun rug is sterk en bij de benen kan je alle botten en spieren mooi zien. Ook zijn de hoeven sterk. De stokmaat van een Connemara ligt meestal tussen de 1.33 en de 1.48m maar ze zijn er ook een beetje groter. Connemara's zijn vaak schimmel. Ze worden donker geboren en langzaam steeds grijzer en tenslotte helemaal wit. Er bestaan ook bruine en zwarte Connemara's. Vossen komen niet zo veel voor. Connemara's kunnen ook aparte kleuren zoals valk hebben. Hoe stal je een Connemara? Als je uit komt in wedstrijden is het prettiger om hem op stal te houden. Je pony krijgt dan niet zo'n dikke vacht en is makkelijker schoon te maken. Natuurlijk moet de stal lekker fris en niet stoffig zijn. Maar een Connemara die het vanaf jong gewend is kan ook in de winter buiten blijven. Net als de andere ponyrassen heeft hij dan wel een schuilstal en een droge plaats nodig om te staan. Als het land steeds nat is en je pony in de blubber staat, is dat natuurlijk niet gezond. Je moet Connemara's niet te veel krachtvoer geven of op een hele groene wei houden. Daar kunnen ze zelfs ziek van worden. Wat kan je met een Connemara doen?Eigenlijk van alles. Omdat ze zo vast ter been en handig zijn staan Connemara's vooral bekend om hun springtalent. Helemaal in samengestelde wedstrijden kunnen ze prachtige prestaties neerzetten. Ook in de dressuur en zelfs bij endurancewedstrijden voelt een Connemara zich thuis. Het is een pony die het prima doet in de sport (wedstrijden). Maar je kan hem natuurlijk ook hebben voor de recreatie. Lekker pittige buitenritten. Of je Connemara in het tuig gebruiken. Als je niet al te lang wordt kan je ook als volwassene op een Connemara rijden. Er zijn zelfs heel veel volwassenen die mega-fan zijn van het stoere karakter van hun Connemara!
De Mérens! Waar komen ze vandaan? De Mérens komt uit Frankrijk. Uit de Pyreneeën om precies te zijn. Daar is de Mérens eeuwen geleden ontstaan uit kruisingen tussen de oorspronkelijke pony's en paarden die de Romeinen meenamen toen ze op veldtocht gingen. Die paarden waren afkomstig uit Friesland. Nu moet je niet denken dat die paarden op onze huidige Friezen leken. Het is als 1970 jaar geleden dus die paarden zagen er toen nogal anders uit. Daarna heeft de Mérens altijd alleen in de bergen gelopen. Door het gure klimaat en de schrale gronden is de Mérens een sterk ras geworden. Waar kan je ze nu nog vinden? Nou, in Frankrijk natuurlijk, daar komen ze immers vandaan. Maar ook in Duitsland vind je de Mérens en tegenwoordig ook in Nederland. De Mérens is pas de laatste 10 jaar naar Nederland gehaald. In het begin kende niemand de Mérens, maar gelukkig wordt hij steeds populairder. Toch blijft het nog wel een beetje bijzonder om een Mérens te hebben. Er zijn er nog lang niet zo veel als b.v. Fjorden of Haflingers. Uiterlijk De Mérens wordt ook wel een mini-Fries genoemd. Maar eigenlijk klopt dat niet. Je kan hem beter met een zwarte Haflinger vergelijken. De Mérens is dus zwart. Soms hebben ze een paar witte haren op hun voorhoofd, maar echte grote aftekeningen zoals blessen en witte benen horen er niet bij. Als je een Mérens in de zomer bezweet in de zon zet, kan hij door de zon wat bruine plekken krijgen, net als andere zwarte paarden. Als je goed kijkt zie je wel dat er verschillen in kleur zijn. Er bestaan git-zwarte paarden, maar ook paarden die van zichzelf wat doffer zijn. De veulens worden zwart, zilvergrijs of bruin geboren. Maar uiteindelijk worden ze allemaal zwart. De Mérens is stevig gebouwd. Ze hebben vaak volle manen, flinke sokken, een breed voorhoofd en korte oortjes. De stokmaat van de Mérens ligt tussen de 1.35 en de 1.50m. Karakter De Mérens heeft een kalm karakter. Hij laat zich niet snel van zijn stuk brengen. Dat is nogal logisch; als je bedenkt dat een sprongetje opzij van schrik er in de bergen voor kan zorgen dat je in een enorm ravijn valt. De bergen hebben er ook voor gezorgd dat ze een makkelijke, vlakke gang kregen. In de bergen moet zo'n pony ook precies doen wat hij zelf nodig vindt om te overleven. Zelfs Nederlandse nakomelingen kunnen dus best een eigenwijs zijn en hun eigen zin willen doen. Maar het zijn absoluut geen lastige paarden, eerder enorme knuffels. Hoe stal je een Mérens? Natuurlijk kan je een Mérens wel op stal houden. Soms moet dat ook wel als je bedenkt hoe nat de weilanden hier kunnen worden. Maar eerlijk gezegd is een Mérens liever buiten. De hele dag op stal is niets voor hem. Een Mérens is gelukkig in een weiland met een schuilstal. In de zomer moet je wel even opletten. De Mérens kan met een beetje gras al heel lang toe. Als je ze dus in een groot groen weiland zet heb je kans dat ze te dik of ziek worden. Wat kan je met een Mérens doen? De Mérens is een echt recreatie paard. Ze kunnen eigenlijk alles wel. Springen, dressuur, voor een kar en natuurlijk lange buitenritten maken. Je kan ze vergelijken met de andere robuuste paardenrassen in Nederland. Als je echt grote sportprestaties van je Mérens verlangt kan je misschien beter naar een ander ras uitkijken, maar de meeste dingen kunnen ze goed genoeg voor een gewone ruiter! De Mérens is niet alleen mooi en lief, ze hebben nog een groot voordeel. Ze zijn in staat om volwassenen te dragen! Je hoeft je Mérens dus niet te verkopen omdat je er te groot voor wordt!
De New Forest! Waar komen ze vandaan? De New Forest komt uit Engeland. Daar leven ze in het New Forest gebied. De New Forester is ontstaan uit een heleboel pony voorouders. Veel pony's lopen nog steeds los door de bossen. daar moeten ze zelf hun kostje bij elkaar scharrelen. Maar natuurlijk worden er ook New Forsters bij mensen thuis gefokt. Waar kan je ze nu nog vinden? Natuurlijk nog steeds in Engeland. Veel kinderen zijn helemaal verslaafd aan hun New Forester. Maar ook in Nederland en andere Europese landen lopen veel New Foresters rond. Het is gelukkig geen zeldzaam ras. Best kans dat jouw rasloze lievelingspony een flinke scheut Forest bloed in zich heeft! Karakter De Forester staat bekend om zijn goede, gelijkmatige karakter. Het zijn werkwillige pony's die hun beste beentje voor je voorzetten. Het is een pony die zowel bij de beginnende als de gevorderde ruiters past. Natuurlijk zijn er best tragere en hele snelle dieren. Maar echte knettergekke dribbelaars kom je bij de New Forester niet vaak tegen. Veel beroemde ruiters zijn begonnen op New Forestpony's. Uiterlijk De New Forester is echt een sportpony om te zien. Je zou het eigenlijk een kleine uitgave van een paard kunnen noemen. Maar het blijft wel een echte pony. Doordat er vroeger nogal wat rassen door de Forester geklutst zijn kan je wel verschillende types tegenkomen, maar het stamboek doet erg haar best om New Foresters te fokken die het zelfde type hebben. New Foresters hebben stevige botten en voeten, een sterke rug en een goed gespierde hals. De New Forester mag iedere kleur hebben, behalve bont. Het stamboek heeft de New Forester verdeeld in twee groepen. De kleine maat die niet groter mag worden dan 1.37 meter en de grote maat van 1.37 tot 1.48 meter. Hoe moet je ze stallen? Met een New Forester kan je eigenlijk alle kanten op. Het hangt er vanaf hoe je pony opgegroeid is en waar hij altijd gestaan heeft. Als je een New Forester met een dichte vacht hebt, kan hij best in de winter buiten blijven. Natuurlijk met een schuilstal en met ruim voldoende bijvoer. Je moet dan alleen niet verwachten dat hij echte winterprestaties kan leveren. De meeste New Foresters worden in de winter gewoon op stal gehouden. Wat kan je met een New Forester doen? Alles! Natuurlijk kan niet iedere pony alles op topnivo maar voor iedere tak in de paardensport is wel een geschikte New Forest pony te vinden. Er zijn pony's die makkelijk springen, top-dressuur pony's, maar ook pony's die van alles tegelijk kunnen. Door zijn bouw kan je een New Forester bijna overal voor inzetten. Natuurlijk kan je met een new Forest ook leuk recreatief rijden en er zijn ook veel pony's die voor het mennen gebruikt worden.
De Tinker! Waar komen ze vandaan? De Tinker komt uit Ierland. Eigenlijk is het daar niet eens een echt ras. Arme boeren die niet meer in hun boerderij konden wonden gingen rondtrekken. En voor dat rondtrekken hadden ze paarden nodig. De mensen in Ierland waren niet zo gek op bonte paarden dus die waren lekker goedkoop voor de arme mensen. Die rondtrekkende mensen noemden de dieren "Tinkers". En daar heeft de Tinker zijn naam dus ook aan te danken. Ze worden verder ook wel Ierse Cob genoemd. Waar kan je ze nu nog vinden? Vooral in Ierland, daar komen ze tenslotte vandaan. In Nederland zijn de Tinkers pas de laatste jaren echt populair geworden. De meeste Nederlandse Tinkers zijn met de boot uit Ierland gekomen. Sommige daarvan waren zelfs drachtig. Een verassing voor hun baasje! Er is nu zelfs een Tinkerstamboek in Nederland opgericht! Karakter Tinkers maken zich niet druk om kleine dingen. Ze zijn vaak ook erg lief en aanhankelijk voor hun baasje. Alhoewel ze soms ook best eigenwijs uit de hoek kunnen komen. Als een Tinker net uit Ierland komt moet je hem niet gelijk alles gaan leren. Ze zijn vaak ontzettend lief en laten ondanks de drukke verhuizing best veel toe. Maar toch is het verstandig om hem even de tijd te geven om te wennen. Een Tinker is echt een gezelschapsdier. Je doet hem een groot plezier met een vriendje in de wei. Uiterlijk Omdat er zoveel rassen in de Tinker samen komen kunnen ze best verschillend in hoogte zijn. Meestal zo tussen de 1.35 en de 1.70 meter. En... Tinkers zijn bijna altijd bont. Het meest zie je zwart-witte paarden maar er zijn ook vosbonte of bruinbonte dieren. Driekleurige paarden kom je in Nederland niet zo veel tegen. Die brengen namelijk geluk en dat houden de Ieren natuurlijk liever zelf! Tinkers zijn stevig gebouwd. Ze hebben een sterke rug en stoere nek. Vaak ook best stevige benen waar sokken aan hangen. Hoe stal je een Tinker? Een Tinker krijgt best een dikke vacht. Je kan hem dus in de winter buiten laten met een schuilstal. Zorg wel voor genoeg te doen en goede hekken. Een Tinker met honger heeft een slap hekje zo plat als hij aan de andere kant gras ziet! Maar ook op stal voelt een Tinker zich best thuis. Als het maar gezellig is. Als ze een dikke vacht hebben hoef je ze geend dek om te doen. Tinkers kan je beter niet in een wei met veel gras zetten. Dan worden ze snel dik of kunnen hoefbevangen raken. Wat kan je met een Tinker doen? Tinkers zijn echte recreatie paarden. Heel betrouwbaar en het hele gezin kan er op rijden! Echte dressuur- of springpony's zijn het niet. Behalve er op zitten kan je er natuurlijk ook een kar achter zetten. Daar werden ze tenslotte altijd voor gebruikt. Tinkers kunnen prima draven. Natuurlijk kunnen ze ook galopperen maar net als Fjorden en Haflingers redden ze dat niet uren achter elkaar. Omdat een Tinker zich niet zo snel druk maakt kan hij zijn energie mooi verdelen tijdens een lange picknictocht.
De Trakehner Waar komen ze vandaan? Uit Oost-Pruisen. Een gebied dat vroeger, voor de Tweede Werledoorlog, bij Duitsland hoorde. Na de oorlog werd het teruggeven aan Polen, en werd daar de fokkerij voortgezet. Waar kan je ze nu nog vinden? Over de hele wereld. Natuurlijk zijn er veel Trakehners in Polen, waar ze vandaan komen, maar ook in Nederland zijn veel Trakehners. Anky van Grunsven bijvoorbeeld rijdt er bijvoorbeeld een aantal. Karakter Trakehners zijn hele slimme paarden. Als je niet laat merken dat je de baas bent, houden ze je voor de gek. Je moet echt een band opbouwen met een Trakehner. Eerst houden ze vaak wat afstand en kijken de kat uit de boom. Maar als jullie eenmaal vriendjes zijn, doet een Trakehner alles voor je! Trakehners kunnen er niet tegen als je gemeen tegen ze bent. Als jij ze onterecht straf geeft, worden ze heel boos en vergeven je niet snel deze fout. Uiterlijk Trakehners hebben een stokmaat tussen de 1.60 en 1.70m. Alle kleuren komen voor, zelfs bonten, maar die zijn wel heel zeldzaam. Trakehners zijn hele elegante paarden om te zien. Ze hebben dunne benen en kleine hoeven. Hun hoofd is heel sjiek, met grote, sprekende ogen. Hoewel ze goed tegen de kou kunnen, hebben ze in de winter nauwelijks een wintervacht. Als je ze ziet lopen lijken het wel danseressen, zo lichtvoetig zijn ze. Hoe stal je een Trakehner? Trakehners zijn sober in onderhoud. Het voer moet natuurlijk van goede kwaliteit zijn, maar ze hoeven geen kilo's voer per dag. Wel stellen ze een flinke portie hooi per dag op prijs. Trakehners hebben in de winter een stal nodig, maar in de zomer kun je ze dag en nacht buiten laten. Als een Trakehner in de winter op stal staat, moet hij er wel elke dag uit, anders kan hij zijn energie niet kwijt. Trakehners houden veel van aandacht en je moet dan ook de tijd voor ze nemen. Ze houden van poetsen en knuffelen, maar pas op met verwennen, anders worden ze vervelend. Wat kan je met een Trakehner doen? Je kunt met een Trakehner alles doen. Dressuur, springen, mennen, military, endurance, western en natuurlijk gewoon lekker het bos in... Veel nationale en internationale ruiters rijden op Trakehners, zoals Anky van Grunsven, Edward Gal, Nicole Uphoff, Holger Hetzel (springen) en Karen Baset (vierspan). Een veelzijdig ras dus! Ze zijn wel duurder in aanschaf dan andere warmbloedpaarden, maar zeker de moeite waard!
De Welsh! Waar komen ze vandaan? Uit Engeland. De Welsh komt uit Wales. Daar leefde hij in de heuvels. Heel, heel, heel vroeger werden de pony's uit de heuvels verrast door een Arabische hengst. Daardoor lijken veel Welshjes soms nog op mini-arabiertjes. Maar daarna is er nog heel veel met de Welsh gefokt hoor. Voor ieder soort werk fokten de boeren een goede pony. In het ene gebied hadden ze een pony nodig die goed was in het vee te hoeden en in de bergen kon lopen. De andere boeren hadden een stevige pony nodig die op het land kon werken en bomen wilde slepen. Bovendien wilden ze er ook nog op rijden. En andere vonden juist de gewone berg (mountain) pony perfect zoals hij was. Vandaar dus dat er zoveel verschillende types zijn. Waar kan je ze nu nog vinden? In Engeland hebben ze natuurlijk nog heel veel Welshpony's. Maar eigenlijk kan je ze in heel west Europa wel tegen komen. Ook in Aurstralië en Amerika wordt er met de Welsh gefokt. In Nederland hebben we best heel veel Welsh pony's of pony's die een flinke scheut Welshbloed in zich hebben. Karakter Welshpony's zijn heel lief, maar vaak niet de makkelijkste! Ze laten niet zomaar met zich sollen. Je kan ze eigenlijk wel pittig noemen. Welshjes zijn heel slim. Ze leren vlot. Het zijn ook echte doerakken. Voor een stukje crossen draaien ze hun hoef niet om. Een Welshpony moet je ook netjes behandelen. Ze houden niet van onbeleefd gedoe. Dan steken ze hun neus in de lucht en doen net of ze je niet kennen. Het zijn meestal geen allemansvriendjes, maar voor hun baasje hebben ze heel veel over. Uiterlijk Er zijn heel veel verschillende types Welshpony's in Nederland. Ze zijn er van klein tot groot. De Welsh Cob is een stevige jongen, maar de andere Welshpony's zijn elegant gebouwd. Ze hebben slanke benen en een mooi hoofdje met kleine oortjes. Bij Welshpony's zie je vaak ene deukje in de neus en veel pony's tillen hun staart een stukje op als ze lopen. De Welshpony kan in allerlei kleuren voorkomen, maar niet in bont. Hoe moet je een Welsh stallen? Het hangt een beetje van het type af. Er zijn wel Welshpony's die in een droge winter buiten kunnen blijven met een schuilstal, maar de meeste Welshjes staan in de winter graag op stal. Vooral de Welsh-K is een echte stalpony. Die houdt niet van een winterse bui. Natuurlijk moet je je pony wel voldoende beweging geven, want anders veranderen ze in een bommetje! In de zomer zijn ze, net als andere pony's, het liefst buiten. Vooral bij de kleine Welshpony's en de Cobs moet je goed opletten dat ze niet te dik worden als ze zomers in het weiland staan. Dan kunnen ze, net als andere rassen, ziek worden. Geef ze voldoende beweging en zet ze niet ineens in een vol groen weiland om leeg te eten! Wat kan je met een Welsh doen? Behalve voor het rijden zijn Welshpony's ook geweldig in het tuig. Dan zijn het echte show binken. Ook in de dressuur kunnen ze echt super zijn als je goed kan rijden. Het zijn echte sportpony's. Natuurlijk zijn er genoeg Welshpony's te vinden die kunnen springen en lekker buiten ravotten vinden ze ook heerlijk. Op de Welsh Cob kunnen ook volwassenen lekker rijden.
hoi paardenfans. meld je nu aan en speel gave games. en schrijf leuke gedichten en verhaaltjes. over jou en je paard.
Dit is een voorbeeld rubriek. In deze rubriek kun je links plaatsen, dat zijn koppelingen naar andere sites. Verwijder deze rubriek of pas hem aan